Theo Brouwers, fruitteler uit Heesbeen.  


Herinneringen van fruitmensen uit de eregalerij van de oude glorie

Voorwoord redactie:

Theo Brouwers is een voormalige fruitteler, waarover de fruittelers uit de regio nog met respect praten. Hij was schadetaxateur voor een hagelverzekeraar en kwam uit dien hoofde bij veel fruittelers. Ook schreef hij enige tijd in het blad “De Fruitteelt” het “Dagboek van een Fruitteler”. Zijn herinneringen vormen een perfecte illustratie van de veranderingen in de (hoogstam)fruitteelt en de rassenkeuze in de afgelopen eeuw. De redactie dankt Theo, 86 jaar oud inmiddels, voor de moeite die hij heeft willen nemen zijn herinneringen met ons te delen.

Ik ben opgegroeid op een gemengd boerenbedrijf, met melk- en fokvee, akkerbouw en anderhalve hectare hoogstamboomgaard.

Na de lagere school heb ik me ingezet bij talloze werkzaamheden die nodig zijn bij het runnen van een flink gemengd boerenbedrijf. Na werktijd heb ik steeds cursussen gevolgd, zoals lagere land- en tuinbouw-, boekhoud- en middenstandscursussen en bovendien een cursus op de Middelbare Fruitteelt Vakschool gegeven in het gemeentehuis te Eethen, door het Consulentschap Geldermalsen.

Naast het gemengde boerenbedrijf was er een fruitperceel met hoogstamappels en peren van de volgende rassen:

Appels: Sterappel, Brabantse Bellefleur, Goudrenet, Ossekop, Duivezuur, Paradijsappel, Tuinzoet, Dirkappel en Vlaamse Schijveling.

Peren: Janbaas, Kruidenierpeer, Noord-Hollandse Suikerpeer, Dirkjespeer, Zomer- en Winterbergamot, Beurré de Merode.

Bovendien waren er nog stoofperen: Knolpeer, IJsbout, Kleipeer en Brederode.

De appelrassen waren van behoorlijke omvang. Ze waren geplant op een afstand van tien bij tien meter. Om het fruit te plukken waren ladders nodig van 25 tot 32 sporten, tussen die sporten zat ongeveer 25 centimeter. Die bomen hadden dus een flinke hoogte!

De meeste rassen hadden erg veel last van beurtjaren. In een vol gewasjaar plukten we per boom Brabantse Bellefleur wel 24 kisten van 20 kilogram, en bij de Sterappel wel tot 32 kisten per boom. Die kisten met Sterappels werden buiten uitgeschud op stro, zodat de appels verder konden kleuren.

De perenbomen waren nog hoger; er waren ladders met tot wel 38 sporten nodig om ervan te kunnen plukken. Ook bij deze rassen waren beurtjaren heel gewoon en normaal schommelde de afzetprijzen van vijf cent tot wel 24-25 cent (van guldens) per kilogram.

In 1939 werd besloten te gaan specialiseren in de richting fruitteelt. Er werden twee hectaren aangeplant volgens het blijver en wijkersysteem.

Blijverappels: Boskoop, Transparant de Croncel, Jonathan, Notarisappel, Lombarts Calville. Deze allemaal op een onderstam Type zestien.

Wijkerappels: Schöner von Nordhausen, May Queen, Jonathan, Perzikrode Zomerappel en Lombarts Calville. Deze allemaal op onderstam Type twee.

De perenrassen Précoce de Trévoux, Zwijndrechtse Wijnpeer, Comtesse de Paris, Doijené du Comice, Legipont en Conference. Deze stonden allemaal op een zaailingonderstam.

Deze beplanting werd geadviseerd door het Consulentschap Geldermalsen, echter hevig bekritiseerd door de Tuinbouw Consulent Ir Slits uit Vught,. Deze zag veel meer in de zwakkere onderstam Type negen die hij in de Brabantse beplantingen dan ook adviseerde.

Het geoogste fruit kon worden afgezet via de Coöperatieve Veiling Drunen en Omstreken, waar onze Noord-Hollandse Suikerpeer naar Engeland geëxporteerd kon worden. Dat zou ons een verschil in winst opleveren van zeven cent per kilogram, dat ons natuurlijk deed besluiten om over te stappen naar deze Drunense Veiling. Door deze stap kregen we een proces aan de broek van de ‘oude’ veiling, Veiling Veen. Dat proces liep gelukkig met een sisser af, maar we kregen wel een flinke berisping.

Toen echter moest Veiling Veen ophouden met veilen vanwege enig wanbeleid veroorzaakt door betaalmoeilijkheden met kopers. De groente- en fruitproductie moest toen worden vervoerd naar Veiling Amsterdam en Omstreken, die inmiddels de Veiling Veen had overgenomen, inclusief de Veense keurmeester Ad van Tilburg.

Tijdens de Ruilverkaveling in Heusden-Vlijmen werd ons huisperceel vergroot tot ongeveer acht hectare en in de polder van Heesbeen en Doeveren werd nog een perceel van ongeveer één en een kwart hectare toegewezen.

Direct werd begonnen het bedrijf geleidelijk om te vormen naar het vier bij twee metersysteem. Dat was toen ter tijd voor plantafstanden het meest gebruikelijk. De bomen hadden allemaal als onderstam Type negen, dus kreeg Ir Slits met z’n adviezen over alles op een zwakke onderstam enten volkomen gelijk.

We hebben de volgende rassen neergezet: Appels: Rode Boskoop, Cox Orange Pippin, Jonagold en Elstar. Peren: Doyenné du Comice, Conference en de stoofpeer Gieser Wildeman. Deze werden allemaal op onderstam Kwee A gezet met tussenstam.

Dit alles werd gevormd en geleid langs een geplastificeerde draad voor goede belichting wat bevorderlijk was voor de kleur en de kwaliteit van het fruit en vooral bij peren schuring voorkwam.

Zo is het verloop van ons bedrijf in al die jaren geweest, met mij als ondernemer en mijn vrouw als Eerste Assistente in het bedrijf en boekhouding. Het heeft ons een goede boterham bezorgd.

Verder wil ik graag nog vermelden dat wij na de specialisatie lid zijn geworden van de Afdeling Land van Heusden en Altena der Nederlandse Fruittelers Organisatie. H. Crezee als voorzitter en K. de Haan als secretaris hebben veel betekend voor de fruitteelt in de streek.

Th. J. (Theo) Brouwers, geboren in 1920, te Heesbeen, destijds gemeente Genderen (bij Heusden, aan de Bergse Maas) .



Aan de inhoud van deze pagina kunnen geen rechten worden ontleend
©2001- POMologische Vereniging Noord-Holland